In de nacht van 21 op 22 januari 1943
Afgelopen maandag, in de week dat het bericht verscheen dat mogelijk een kwart van de Nederlandse jongeren onvoldoende weet heeft van de verschrikkingen van de oorlog, stonden we met elkaar stil bij die verschrikkelijke nacht, nu 80 jaar geleden. De nacht van 21 op 22 januari 1943.
De nacht waarin de Duitse bezetter ruim 1400 kwetsbare patiënten en personeelsleden van de joodse psychiatrische instelling het Apeldoornse Bosch oppakte, als beesten in wagons smeet, sommigen die niet konden lopen met matras en al. Om ze daarna rechtstreeks naar het vernietingskamp Auschwitz te transporteren en ze daar meteen bij aankomst op gruwelijke wijze te vermoorden. Niemand overleefde het.
Ze mochten niet bestaan. Ze werden niet als mens gezien. De Duitsers vonden het niet eens de moeite waard voor hen een transportlijst op te stellen. Voedsel en medicijnen voor de patiënten bleven op het perron in Apeldoorn achter. Hauptsturmführer Aus der Fünten had geen toestemming gegeven deze mee te nemen.
We hoorden hoe Yitschak Elzas, kleinzoon van Philip Fuldauer, de toenmalige directeur van het Paedogogium Achisomog, bij zijn laatste herdenkingen als psychiater bij het Sinai Centrum - de enige joodse psychiatrische instelling in Europa en opvolger van het Apeldoornse Bosch - steeds minder de opvolger van zijn opa was, en steeds meer de zoon van zijn moeder. Zij die als klein meisje de ontruiming bij het Apeldoornse Bosch vanuit haar woning aan de Zutphensestraat had zien en horen gebeuren. Hoe zij snikte als bij elke herdenking weer de woorden "In de nacht van 21 op 22 januari 1943..." klonken.
"In de nacht van 21 op 22 januari 1943".
We mógen het niet vergeten. We zijn het aan hen, de overledenen en hun nabestaanden én aan ons zelf verplicht. We zijn het aan volgende generaties verplicht.
Het was goed te zien hoe leerlingen van de Prinsenhof en KSG een bijdrage leverden aan deze herdenking. Ze lazen zelfgeschreven gedichten voor. Elfjes, met weinig woorden. Want hoe beschrijf je deze verschrikking? De indruk blijft. De herinnering blijft. Opdat wij nooit vergeten.
Afgelopen donderdag werd onze nieuwe stadsdichter Peter-Jan de Wilde aan het begin van onze raadsvergadering geïnstalleerd. Ook hij las aan ons een gedicht voor over deze vreselijke nacht. De nacht van 21 op 22 januari 1943.
Of ik nog wel eens aan jou heb gedacht?
Jaren vervagen het spoor van die nacht
Verder en verder, wagon na wagon
Toch echoot toentertijd zonder pardon,
'Wat als ik toen?', 'Nóu is makkelijk praten,
Iedereen hielden ze hier in de gaten'
Wat als ik toen? Dan had jíj hier gezeten
Steeds dichterbij bonkt het spoorrails gedreun
'mijn broeder tot steun', 'mijn broeder tot steun',
Valk voor het bos rekt een ijzeren gil
Zich langzaam uit, de trein staat stil
Jij stapt naar buiten in sepia licht
De bomen herkennen dat glimlach gezicht
Van simpel ontwapenend kinderverstand
Krijg ik een kans om het over te doen?
Het meegestorste dilemma van toen
Kijk ik weer weg of reik ik mijn hand?
Zullen we hen nooit vergeten?
(foto Rob Voss/Apeldoornse Bosch)