Een drogreden en vier argumenten tegen het wietexperiment
In het regeerakkoord van 2017 heeft de coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie de afspraak gemaakt om op lokaal niveau een experiment uit te voeren met een gedoogde en gesloten coffeeshopketen. Het zogenaamde wietexperiment. Tien (middel)grote gemeenten worden nog voor het einde van het jaar door het ministerie van Justitie en Veiligheid uitgekozen om deze proef uit te rollen.
Er is veel te doen rondom de proef. Een groot aantal gemeenten heeft inmiddels aangegeven geen belangstelling te hebben. Het college van B&W van Apeldoorn was een half jaar geleden nog positief over deelname, maar nadat de opzet en kaders van de proef concreet werden gemaakt, is ook Apeldoorn voornemens zich niet aan te melden. Ook tussen de fracties in de gemeenteraad wordt zeer verschillend gedacht over een mogelijke aanmelding. Hoog tijd om 4 argumenten en een drogreden te benoemen waarom meedoen aan de wietproef geen goed idee is.
Alle kaders en voorwaarden voor het wietexperiment vind je hier:
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/experiment-gesloten-coffeeshopketen-wietexperiment
Drogreden 1: De overheid mag principieel niet bijdragen aan de beschikbaarheid van schadelijke producten.
Een veelgehoord argument binnen de ChristenUnie is dat de overheid een zorgtaak heeft, en dus ten principale niet mag bijdragen aan de productie of verkoop van schadelijke middelen zoals (soft)drugs. Dit uitgangspunt is onverenigbaar met het instellen van een wietexperiment. Ook ik ben het met dat uitgangspunt eens, maar in het geval van het drugsbeleid is dat argument moeilijk vast te houden. Op dit moment draagt de overheid al lang bij aan de komst van schadelijke middelen op de markt door het gedoogbeleid in stand te houden. Ook dat is een bewuste keuze. Het instellen van een wietexperiment kan een lichte verbetering opleveren op het gebied van gezondheid ten opzichte van de huidige situatie. De vergunde telers worden gecontroleerd op zuiverheid van hun product, en gebruikers kunnen nog beter voorgelicht worden over de risico’s bij het gebruik van wiet. Dit argument kan een reden zijn om juist wel te willen beginnen aan het experiment.
Argument 1: De veiligheid op straat komt onder druk te staan.
We kennen in ons land al langere tijd een gedoogconstructie voor de verkoop van cannabis. Via bestemde coffeeshops is de verkoop aan particulieren van kleine hoeveelheid wiet toegestaan. Tegelijkertijd is de aanvoer van wiet en/of de cannabisplant aan dezelfde coffeeshops verboden. De voordeur is dus legaal, de achterdeur is illegaal. Het doel van het wietexperiment is om deze discrepantie te voorkomen, door geselecteerde en vergunde telers aan te wijzen die als legale leveranciers in de coffeeshopketen hun functie hebben. Op zichzelf een te prijzen uitgangspunt, maar dit biedt geen oplossing voor de illegale telers die straks geen afzetmarkt meer hebben. De verwachting is dat er meer (straat)deals zullen ontstaan, om de ‘overtollige’ wiet kwijt te raken. Deze deals zullen, zo verwachten ook de veiligheidsdiensten in ons land, meer onveiligheid met zich meebrengen.
Argument 2: De proef is te klein om straks een zinnige conclusie te kunnen trekken.
Bij elk experiment of pilot die we al gemeente aangaan denk we vooraf goed na over de te verwachten opbrengst en representativiteit. Zo moeten voldoende mensen meedoen aan het experiment en moet de uitkomst meetbaar en herleidbaar zijn. Dezelfde voorwaarden moet je dan ook aan dit experiment hangen. Omdat er ‘maar’ tien gemeenten mee kunnen doen, zal de opbrengst van de proef nog steeds ongewis blijven. Significante verschillen in klanten kunnen meerdere, onherleidbare oorzaken hebben. Veel gemeenten vinden het immoreel om na 4 jaar weer te stoppen met de proef, met als gevolg dat coffeeshophouders weer terug moeten keren naar hun illegale telers.
Argument 3: Gemeenten moeten zelf betalen.
Er wordt door de rijksoverheid 2 miljoen euro gereserveerd om de proef mogelijk te maken. Het ministerie van J&V en VWS krijgen beide 1 miljoen euro. Deze middelen worden ingezet om de proef in technische zin mogelijk te maken, en om handhavers van de NVWA specifiek voor dit experiment aan te wijzen. Gemeenten krijgen vooralsnog niets extra van het rijk om deze proef voort te zetten. Extra middelen voor handhaving en ambtelijke voorbereiding is dus voor de rekening van de belastingbetaler.
Conclusie:
Voor de ChristenUnie fractie zijn de bezwaren groot in de keuze om ons als Apeldoorn aan te melden voor het wietexperiment. Wij hebben de veiligheid op straat hoog in het vaandel staan, en de voorgestelde proef is simpelweg ongeschikt om na vier jaar zinnige conclusies te kunnen trekken. We blijven ons onverminderd inzetten voor betere voorlichting op scholen, verenigingen en coffeeshops om het gebruik terug te dringen. De toename van illegale kwekerijen in onze stad, steeds vaker in koopwoningen, geeft aan dat we meer handhavingscapaciteit bij de politie nodig hebben. Met deze insteek zullen we ook de komende jaren het debat voeren.
Jarin van der Zande
Raadslid ChristenUnie Apeldoorn